Waarom moet de VRT altijd besparen?
Het gebeurt niet vaak dat we een syndicale analyse kunnen starten met een citaat van professor Stijn Baert, dus hier komt het: “De publieke omroep werkt met een gesloten enveloppe. Dat wil zeggen: ze krijgt in het kader van de beheersovereenkomst met de Vlaamse regering een vast bedrag en mag daarnaast nog een maximumbedrag aan reclame-inkomsten genereren. Met andere woorden, zelfs als iedereen bij de VRT uitstekend werkt, zal dat in principe niet tot een groei in de inkomsten leiden, en zo tot meer loonruimte zoals dat in een normaal bedrijf wel het geval is.” (De Morgen, 9 september 2025) Dat zijn spijkers met koppen.
Voor de rest is de professor Arbeidseconomie niet bepaald goed op de hoogte van het reilen en zeilen aan de Reyerslaan, maar hier legt hij wel de vinger op de wonde. De openbare omroep is een van die organisaties waarvan de financiering niet afhangt van haar prestaties, soms wel integendeel. Met als gevolg dat ook de loonmassa geen verband houdt met de prestaties van het personeel. Meer nog, na de gigantische inzet (en ook inlevering) van de voorbije jaren, kregen we van de directie doodleuk te horen dat de lonen de komende vijf jaar bevroren worden. Daarom is het interessant uit te diepen waarom de VRT eigenlijk altijd moet besparen en waarom daarbij altijd in de eerste plaats gekeken wordt naar het personeel.
Hoewel de VRT meestal een resultaat in evenwicht kan voorleggen, is haar financiering ziek, ernstig ziek. De kwaal heeft drie oorzaken: het gebrek aan dotatie, de plicht om te concurreren zonder te mogen concurreren en de ongelijke indexering van de middelen, de zogenoemde ‘weeffout’.
Te weinig dotatie
De dotatie is het geld dat de overheid ter beschikking stelt van de openbare omroep om zijn opdracht uit te voeren. Sinds de omvorming van de VRT tot een nv van publiek recht in 1997 is de dotatie stelselmatig afgebouwd. Soms door effectieve besparingen, soms door middelen niet te indexeren, vaak door beide samen.
De overheid beschouwt de VRT als haar bezit en omgekeerd spreekt de directie over de Vlaamse regering als ‘onze aandeelhouder’. In tegenstelling tot wat eigenaars of aandeelhouders van andere ondernemingen wel doen, voorziet de overheid echter niet in het noodzakelijke kapitaal of de middelen om de organisatie te runnen. De overheid bemoeit zich via de beheersovereenkomst voor 100 procent met de krijtlijnen en de doelstellingen die we moeten halen. Daar staat tegenover dat ze slechts 40 procent van de middelen inbrengt. De rest moet de VRT uit de markt halen. Maar als ze dit doet, komt ze opnieuw in conflict met de (neoliberale) overheid.
Verplicht te concurreren, maar het mag niet
Dit is echt een tegenstelling van formaat: de VRT wordt gedwongen reclame uit te zenden om de rekeningen te kunnen betalen. Maar het geld dat de VRT via reclame verdient, steekt dan weer de ogen uit van de concurrenten in de private media.
Studies (bijvoorbeeld 2024/CJM/Inkomsten commerciële communicatie) tonen duidelijk aan dat de reclamemarkt geen zero-sum-game is. Dit betekent dat de winst van de ene niet het verlies van de andere is. Toch doen de commerciële concurrenten er alles aan – zelfs het onder druk zetten van de politieke meerderheid – om de inkomsten voor de openbare omroep te onderdrukken. Dit leidt tot de maxima en andere beperkingen die aan de VRT worden opgelegd. Men creëert dus de illusie van een ‘vrije markt’, maar die wordt gestuurd in het belang van de private ondernemingen. De VRT is afhankelijk van reclame-inkomsten, maar wordt verhinderd om reclame te maken. Dit is geen vrije en eerlijke concurrentie.
Arbeid van ene naar andere kolom
Al minstens 20 jaar lang zijn er twee grote financiële kolommen op de VRT: het personeelsbudget en de werkingsmiddelen. Het personeelsbudget omvat alle kosten die verbonden zijn aan het intern personeel (contractueel en statutair) en de werkingsmiddelen bestaan uit alles inzake aankoop, maar ook arbeid door zelfstandigen, freelancers, onderaannemers…
Op alle mogelijke manieren hebben voorbije regeringen het personeelsbudget gedrukt, ten gunste van de werkingsmiddelen. Bijvoorbeeld door een maximumcontingent te verplichten, door een maximumpercentage op te leggen dat aan het personeel gespendeerd mag worden enzovoort. Dat veroorzaakte een gestage daling van de personeelscijfers.
Zo verdwijnt al jaren geld van de kolom ‘personeelsbudget’ naar de kolom ‘werkingsmiddelen’. De jaarrekening van 2024 toont bijvoorbeeld aan dat het personeelsbudget 197,8 miljoen euro was terwijl er maar 192,3 miljoen euro uitgegeven werd. In 2023 was dit 192,8 miljoen euro. Alleen al als gevolg van de inflatie had de uitgave in 2024 drie procent hoger moeten liggen. Het is niet dat de VRT een overschot had, dus dat geld is aan ‘werkingsmiddelen’ uitgegeven. Deze financiële transfer is structureel terug te vinden in de opeenvolgende boekhoudingen van jaren.
Tegelijk met het geld verdwijnt ook arbeid van de ene naar de andere kolom: het aantal interne collega’s daalt (vooral door de uitstroom van statutairen) en het aantal externe collega’s stijgt. Dat is ook heel logisch. Ondanks alle besparingen, kaasschaafoperaties en transformatieplannen is de hoeveelheid productie zo goed als onveranderd gebleven. Het werk moet dus gedaan blijven worden, met minder internen die harder moeten werken, maar ook met meer externen, die nu al minstens 500 VTE van de arbeid leveren (t.o.v. 1.830 VTE intern).
En nu komt de weeffout: de kolom ‘personeelsbudget’ wordt geïndexeerd, de kolom ‘werkingsmiddelen’ niet.
Weeffout: ongelijke indexering van de middelen
Ten gevolge van de inflatie (gewoonlijk rond 2 procent per jaar, maar kan oplopen tot 10 procent bij crisissen zoals de ultrahoge energieprijzen van 2021) worden de lonen een- of meermaals per jaar aangepast als de spilindex overschreden wordt. Daarvoor wordt in extra dotatie voorzien door de overheid. Maar ook de prijzen aan de kant van de werkingsmiddelen stijgen. Die kolom wordt niet of half geïndexeerd (afhankelijk van het jaar in de periode 2026-2030) of geïndexeerd volgens een speciale, onvoorspelbare marktindex voor de reclame.
Als er niets gebeurt, trekt de verhouding tussen ‘personeelsbudget’ en ‘werkingsmiddelen’ dus automatisch, jaarlijks en soms heel snel scheef.
De beheersovereenkomst verbiedt dit echter expliciet, de verhouding moet gelijk blijven. Bovendien zit de boekhouding met een begrotingsgat in de werkingsmiddelen dat gevuld moet worden. Weer moet er ‘personeelsbudget’ naar ‘werkingsmiddelen’ overgeheveld worden.
Als klap op de vuurpijl versterkt dit beleid zichzelf: het geïndexeerde ‘personeelsbudget’ wordt kleiner en de niet-geïndexeerde ‘werkingsmiddelen’ worden groter. Zo graaft dit beleid zijn eigen graf. Het helpt dus niet het personeel te laten inleveren door loonbevriezing, afvloeiingen, ontslagen of vervanging van internen door externen, integendeel. Het maakt de ziekte van de financiën alleen maar erger.
De weeffout ontrafelt het tapijt van de openbare omroep, steek per steek, steeds maar sneller. Tot er geen openbare omroep meer overblijft, maar een hoop losse draden waar de privémarkt garen bij kan spinnen.
De enige oplossing voor dit probleem ligt in het ontmaskeren van de kwade bedoelingen van de regering, het aanklagen van het onvermogen van de directie om hiertegen een vuist te maken. Maar uiteindelijk zal het vooral moeten komen van het verzet van het VRT-personeel en zijn medestanders om deze trend te keren.
Wies Descheemaeker