De ‘geprivilegieerden’ van het spoorwegpersoneel eisen hun recht op antwoord!

Nieuws dinsdag 18 november 2025

 


Tijdens de uitzending van ‘Matin Première’ (RTBF) kwam minister Crucke aan het woord over de toekomst van het spoorwegpersoneel. Hij sprak vanuit een neoliberale visie: volgens hem is onze spoorwegmaatschappij de laatste der Mohikanen als het gaat om het aanwerven van statutair personeel. Dat zou een slechte zaak zijn. Wij dienen hem van antwoord.


Crucke beweerde dat het statuut de onderneming schaadt en geen meerwaarde biedt voor de werknemers. Het spoorwegpersoneel zou volgens hem ‘bevoorrecht’ en ‘geprivilegieerd’ zijn. Voorts lijkt de minister geobsedeerd door de liberalisering van het nationale reizigersvervoer per spoor. Hij verdedigt een zogenaamde modernisering, waarbij productiviteit en flexibiliteit de kernwoorden zijn.


Een syndicaal antwoord


Ter herinnering, mijnheer de minister: de voordelen van spoorwegpersoneel zijn compensaties voor de nadelen van het beroep. Veel spoorwegmedewerkers waren geschokt door uw uitspraken en terecht. Zij kampen met zware arbeidsomstandigheden en beschouwen hun statuut niet als een privilege, maar als een gerechtvaardigde bescherming.

Enkele voorbeelden. Treinpersoneel werkt tot 50 uur per week, met diensten die midden in de nacht beginnen of zeer laat eindigen, volgens voortdurend wisselende uurroosters. Stations- en seinhuispersoneel werkt in ploegendiensten, soms zeven nachten op rij, ook tijdens Kerstmis en Nieuwjaar. Spoorarbeiders werken vaak ’s nachts en in het weekend om de infrastructuur te onderhouden. Over welke flexibiliteit heeft de minister het eigenlijk?


Over het statuut


De minister beweert dat het statuut geen meerwaarde biedt voor de werknemers. Maar de overstap van een statutaire functie naar een contractuele (bepaalde of onbepaalde duur) betekent een toename van werkonzekerheid: een contractuele werknemer kan makkelijker ontslagen worden en wordt in de meeste gevallen minder goed betaald.

Zeggen dat het statuut de onderneming “doet lijden” is onjuist. Het behoud van het statuut is geen kwestie van nostalgie, maar een noodzaak voor de toekomst en de spoorwegveiligheid. Een sterke openbare spoorwegdienst heeft bekwaam personeel nodig, met stabiele arbeidsvoorwaarden, niet met opgelegde flexibiliteit. De kwaliteit van de dienstverlening hangt ervan af. Spoorwegberoepen vereisen grondige opleiding en ervaring.


Het statuut zorgt voor loyaliteit


Het percentage vrijwillig vertrek bij contractuelen is drie keer hoger dan bij statutairen. De bescherming tegen willekeurig ontslag die het statuut biedt, is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat personeelsleden onafhankelijk beslissingen kunnen nemen die noodzakelijk zijn voor de spoorwegveiligheid, zonder angst voor represailles. Het statuut is bovendien een troef om nieuwe spoorwegmedewerkers aan te trekken.


Wat de Belgische spoorwegen echt doet lijden


Het zijn niet de statutairen die de onderneming schaden, maar wel het gebrek aan eenheid van commando bij het spoor, nochtans essentieel voor een efficiënte dienstverlening. De onvoldoende samenwerking tussen de directies van de verschillende entiteiten. Het tekort aan investeringen in infrastructuur, waardoor het netwerk op sommige plaatsen verzadigd is. Consultants die hervormingen voorstellen zonder voeling met het terrein. Enzovoort. We hadden graag gehoord dat de minister over deze problemen sprak.


Over het voorstel van protocolakkoord


Het woord zegt het zelf: het gaat over een voorstel, geen definitief akkoord. In zijn verklaring negeert de minister het duidelijke en democratische verzet van het spoorwegpersoneel. Onze achterban heeft zich uitgesproken: het Nationaal Comité van 9 oktober 2025 verwierp het voorakkoord met 79 procent verworpen. Waarom?

Zeker, sommige elementen werden gewaardeerd: het behoud van HR Rail als juridische werkgever en als kern van het sociaal overleg. De beperking van de overdracht van bevoegdheden naar NMBS en Infrabel.

Maar onder het mom van ‘modernisering’ voert het project een diepgaande hervorming van het personeelsbeleid door: vanaf 1 januari 2028 zou contractuele aanwerving de norm worden en het statuut een uitzondering. Nochtans voorziet het regeerakkoord niet in een afschaffing van het statuut, maar in een modernisering met respect voor bestaande rechten.

Erger nog: het project introduceert het principe van ‘economische overmacht’ in het raam van liberalisering. Bij verlies van marktaandeel of financiële moeilijkheden zou de onderneming personeel – statutair en contractueel – kunnen ontslaan.

Een ander onaanvaardbaar element: als één erkende vakbond geen akkoord geeft over deze bepalingen, zou de contractuele aanwerving automatisch van kracht worden. Het sociaal overleg wordt zo gereduceerd tot een schijnvertoning waar er gekozen moet worden tussen de pest en de cholera.

Dit weerspiegelt misschien de visie van de minister en de CEO’s op sociaal overleg: het voorakkoord stelt dat collectieve arbeidsovereenkomsten voor contractuelen kunnen worden opgelegd zonder akkoord van de vakbonden. Dat zou erger zijn dan in de privésector en een primeur in België!


Over de liberalisering


Liberalisering is niet onvermijdelijk, in tegenstelling tot wat de minister beweert. De regeringsverklaring laat twee scenario’s open voor 2032: een openbare aanbesteding of een rechtstreekse toewijzing aan de NMBS. Het ontwerp van protocolakkoord vermeldt het duidelijk: “De partijen steunen alle initiatieven die worden genomen om de opdrachten van openbare dienst bij de NMBS te behouden.” Een rechtstreekse toewijzing blijft dus perfect mogelijk, zelfs binnen het huidige Europese kader.

En nu? Aan het pensioendossier wordt nu ook het Crucke-dossier toegevoegd. Om al deze redenen zullen alle vakbonden zich verenigen om een gezamenlijk actieplan te lanceren en te reageren op deze ongeziene sociale afbraak.

 

Het nationaal secretariaat